Werk ik met nanomaterialen?

Over het algemeen worden onder nanomaterialen alle materialen verstaan met één of meer dimensies in de 1 – 100 nm range. Er is echter veel discussie over de definitie van nanomaterialen. Omdat het wettelijk (nog) niet verplicht is om informatie over de specifieke deeltjesgrootte op het veiligheidsinformatieblad (VIB) te melden, zal niet altijd uit het VIB kunnen worden afgeleid of een product nanomaterialen bevat. Een manier om erachter te komen of een product nanomaterialen bevat is navraag doen bij de leverancier. Daarnaast kunnen bepaalde eigenschappen van een product en/of materiaal wijzen op de mogelijkheid dat er in een product nanomaterialen zijn verwerkt. Het is ook mogelijk om een product te laten testen op de aanwezigheid van nanodeeltjes.

Doe de quickscan

Verdiepende vragen

Nanotechnologie is het geheel van nieuwe, opkomende technologieën waarbij stoffen en processen op nanoschaal kunnen worden gemanipuleerd. Over het algemeen wordt met nanoschaal een afmeting kleiner dan 100 nanometer bedoeld. Eén nanometer is 1 miljardste (10-9) meter.

Onder nanomaterialen worden over het algemeen materialen verstaan met één of meerdere externe dimensies, of een interne structuur, op een schaal van 1 tot 100 nm. Om tot een eenduidige definitie van nanomaterialen voor Europese wetgeving te komen heeft de Europese Commissie op 18 oktober 2011 de “Aanbeveling inzake de definitie van een nanomateriaal” gepubliceerd.

Omdat een nanomateriaal veelal niet bestaat uit deeltjes die allemaal dezelfde grootte hebben, is voor regelgeving een absolute grens van 100 nm niet voldoende. Daarom zijn extra criteria nodig voor de grootteverdeling (een verdeling die het aantal deeltjes per grootte weergeeft), waarbij een materiaal pas een nanomateriaal wordt genoemd als een bepaald percentage van het aantal deeltjes in de deeltjesgrootteverdeling kleiner is dan 100 nm.

Op 18 oktober 2011 heeft de Europese Commisie de “Aanbeveling inzake de defintie van een nanomateriaal” aangenomen. Deze aanbeveling definieert een nanomateriaal als:
“Een natuurlijk, incidenteel of geproduceerd materiaal dat uit deeltjes bestaat, hetzij in ongebonden toestand of als een aggregaat of agglomeraat en waarvan minstens 50% van de deeltjes in de gekwantificeerde grootteverdeling een of meer externe dimensies bezitten binnen het bereik van 1 nm tot 100 nm.
In specifieke gevallen en waar nodig vanuit milieu-, gezondheids-, veiligheids- of mededingingsoogpunt kan de drempelwaarde van 50% voor de gekwantificeerde grootteverdeling worden vervangen door een drempel tussen 1 en 50%.
In afwijking van bovenstaande, dienen fullerenen, grafeenvlokken en enkelwandige koolstofnanobuizen met één of meer externe dimensies beneden 1 nm als nanomaterialen te worden beschouwd.
Nadrukkelijk staat in deze aanbeveling ook vermeld dat de definitie tegen december 2014 zal moeten worden herzien in het licht van de ervaring en de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, waarbij met name de drempelwaarde van 50% moet worden geëvalueerd. Mogelijk dat ervaringen met de definitie en/of wetenschappelijke en technologische ontwikkelen leiden tot de wens om deze drempelwaarde te verhogen of te verlagen.”
Voor de risicobeheersing van nanomaterialen op de werkplek is naast de afmeting ook van belang te weten of het gaat om synthetische (engineered) nanomaterialen (nanomaterialen die met opzet worden gefabriceerd vanwege een bepaalde functionaliteit), natuurlijke nanomaterialen (nanomaterialen die in de natuur voorkomen en niet – bedoeld of onbedoeld – door menselijk handelen zijn ontstaan) of om onbedoelde bijproducten (nanodeeltjes die ontstaan tijdens processen, zoals het gebruik van electrische apparatuur of verbrandingsprocessen) van bijvoorbeeld verbrandingsprocessen. Over het algemeen beperkt de discussie over veilig gebruik van nanomaterialen op de werkplek zich tot synthetische nanomaterialen. Voor veilig gebruik van nanodeeltjes die onbedoeld vrijkomen (zoals dieseluitlaatgassen en lasrook) kunnen waarschijnlijk de gebruikelijke (beheers)methoden worden gebruikt. Veelal zijn voor deze onbedoelde blootstellingen al specifieke grenswaarden afgeleid.

 

Er is momenteel nog geen specifieke nationale of Europese wet- en regelgeving voor de omgang met nanomaterialen (alle materialen waarvan één of meer dimensies in de range van 1 tot 100 nm vallen (1 nanometer is een miljardste (10-9) meter)) en nanoproducten (producten waarin nanomaterialen zijn verwerkt) op de werkplek.

Nationale wetgeving
De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) biedt voldoende mogelijkheden voor regulering van het werken met nanomaterialen en -producten. Volgens de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkomgeving en voor het in kaart brengen van de risico‘s die werknemers lopen tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden. Deze risico’s en (voorgenomen) beheersmaatregelen moeten worden opgenomen in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en een plan van aanpak (PVA), ook in geval van nieuwe risico‘s waarover nog weinig bekend is. Hierbij moet de stand der wetenschap en techniek in acht worden genomen. De werkgever zal zich hiervan actief op de hoogte moeten stellen, al dan niet ondersteund door deskundigen van bijvoorbeeld de arbodienst. Als onderdeel van een goed arbobeleid adviseerde de Sociaal Economische Raad (SER) in 2009 de toepassing van het voorzorgbeginsel voor het veilig omgaan met synthetische nanodeeltjes (SER, 2009). Synthetische nanodeeltjes behoren tot de groep stoffen met onzekere of nog onbekende risico’s. Ook nanodeeltjes die gevormd worden door de gebruikte procesapparatuur, of door toegepaste verhitting of verbrandingsprocessen (PGNM) behoren tot de groep stoffen met onzekere risico’s. Daarom geldt als uitgangspunt voor deze stoffen dat ze behandeld worden als (zeer) gevaarlijke stoffen. Het voorzorgbeginsel houdt in dat het beleid en de uitvoeringsmaatregelen in die gevallen gericht moeten zijn op het voorkomen of – in gevallen waarin blootstelling onvermijdbaar is – minimaliseren van de blootstelling van werknemers volgens de arbeidshygiënische strategie. In de praktijk verwacht de Nederlandse overheid van bedrijven een RI&E met als basis het voorzorgsbeginsel. In een plan van aanpak moet de werkgever laten zien dat hij zich inspant om blootstelling aan synthetische nanodeeltjes zo laag mogelijk te houden (ALARA; As Low As Reasonably Achievable). Dit kan onder andere bereikt worden door het gebruik van beheersmaatregelen. De Inspectie SZW verwacht van bedrijven en organisaties waar gewerkt wordt met synthetische nanodeeltjes dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan (AI, 2011). Daarnaast is de Inspectie SZW bezig om de in 2011 ontwikkelde Zelfinspectietool voor gevaarlijke stoffen uit te breiden met nanomaterialen. Met dit instrument kan een bedrijf beoordelen of het aan de regelgeving voor beheersen van gevaren van stoffen voldoet. De Inspectie SZW gebruikt dit instrument om duidelijk te maken welke acties zij in haar handhaving van bedrijven verwacht (brief P. Krom aan tweede kamer).

De Nederlandse overheid beschouwt de toepassing van het voorzorgbeginsel voor nanomaterialen als een tijdelijke aangelegenheid. Het beleid kan veranderen wanneer de kennis en informatie over de mogelijke risico’s van nanodeeltjes voldoende is toegenomen. Voor synthetische nanodeeltjes is de verwachting dat de nodige kennis voor een belangrijk deel zal worden gegenereerd door  de Europese REACH wetgeving (Europese verordening op het gebied van de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen). Indien de toxiciteit van een nanodeeltje wel bekend is en een gezondheidskundige grenswaarde kan worden afgeleid, kan op gebruikelijke wijze een risicobeoordeling worden gedaan en op basis daarvan besloten worden of verdere beheersing van de blootstelling nodig is (SER, 2009).

Behalve de wetgeving zoals vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet, is nog een aantal Nederlandse wetten van toepassing op het omgaan met gevaarlijke stoffen, onder andere met betrekking tot opslag, etikettering van (gebruiks)verpakkingen en vervoer.

Europese wetgeving
REACH (Registratie, Evaluatie, Authorisatie en beperking van Chemische stoffen)
Sinds 2007 is de Europese REACH-verordening van kracht. Hierin is de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperking ten aanzien van chemische stoffen vastgelegd. Eén van de uitgangspunten van deze wet is dat bedrijven een veilig gebruik van chemische stoffen moeten garanderen, zodat er geen risico‘s zijn voor mens en milieu bij de productie, import of het gebruik van deze stoffen. Daartoe moeten alle fabrikanten en importeurs van chemische stoffen, stoffen in mengsels en stoffen in voorwerpen de risico’s van de chemische stoffen evalueren voor elk gebruik van deze stoffen dat bij hen bekend is. Als fabrikant, importeur of distributeur is men dus verplichting om (op het VIB) aan te geven hoe met het geleverde materiaal of product veilig gewerkt kan worden in de gehele keten. Al in 2008 werd geconcludeerd dat REACH gericht is op stoffen in elke grootte, vorm of fysische toestand. Nanomaterialen vallen dus in principe ook onder deze verordening. Sommige bepalingen zijn echter minder geschikt om de specifieke kenmerken van nanomaterialen en bijbehorende risico’s adequaat te identificeren en beschrijven. Om deze tekortkoningen te verhelpen is het Richtsnoer Informatie-eisen en Beoordeling Chemische Veiligheid op punten aangepast. Naast aanbevelingen met betrekking tot specifieke eindpunten en karakterisering zijn ook aanbevelingen toegevoegd met betrekking tot blootstellingsschatting van nanomaterialen op de werkplek [lees meer op de website van ECHA]. Inmiddels is het inzicht ontstaan dat verdere aanpassingen nodig zijn. Zo overweegt de Commissie een aantal REACH-bijlagen te wijzigen door specifiekere voorschriften voor nanomaterialen daarin te laten opnemen.

CLP: De Europese verordening CLP  betreft de wijze van indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen en preparaten.
Op het gebied van cosmetica en voeding zijn wel al nanospecifieke aanpassingen in de wetgeving aangebracht, welke binnenkort van kracht zullen worden.

Cosmetica
De wetgeving met betrekking tot cosmetica is op Europees niveau geregeld in de Cosmetica Richtlijn. Deze zal op 11 juli 2013 worden vervangen door de nieuwe Cosmetica Verordening. In deze nieuwe Europese wet zijn de volgende specifieke bepalingen met betrekking tot het gebruik van nanomaterialen in cosmetica opgenomen:

  • Er komt een notificatieplicht (het verplicht melden van de aanwezigheid van nanomaterialen in een bepaalde toepassing) voor nano-ingrediënten in cosmeticaproducten: cosmeticaproducten met nano-ingrediënten moeten aangemeld worden voordat het product op de markt komt. Zo kan op Europees niveau op grond van de productinformatierapporten bepaald worden of het product veilig gebruikt kan worden door consumenten, of dat extra onderzoek noodzakelijk is;
  • Op de cosmeticaproducten met nanomaterialen moet de aanwezigheid van nanomateriaal vermeld worden in de ingrediëntendeclaratie door de toevoeging (nano) achter het ingrediënt te plaatsen.

Voeding
Op 25 oktober 2011 is nieuwe EU wetgeving gepubliceerd met betrekking tot het labelen van voedsel. De nieuwe wetgeving eist dat ingrediënten die nanomaterialen bevatten op het etiket moeten worden vermeld door achter het betreffende ingrediënt tussen haakjes ‘nano’ te vermelden. De nieuwe wetgeving is vanaf 13 December 2014 van kracht. Om de voedselproducerende bedrijven de tijd te geven om aan de nieuwe regels voldoen was er een twee jaar durende overgangstermijn in opgenomen.

Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de activiteiten die een bedrijf in Nederland met het nanomateriaal of -product uitvoert. In het algemeen geldt dat als er kans op blootstelling aan nanomaterialen is, het bedrijf hiervoor ook een RI&E verplichting heeft. Meerdere activiteiten die een bedrijf kan uitvoeren met nanomaterialen worden besproken in de achtergrondinformatie in relatie tot RI&E wetgeving.

Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de activiteiten die een bedrijf in Nederland met het nanomateriaal of -product uitvoert. Er zijn verschillende opties:

  1. Import van nanomateriaal of -product, geen verdere activiteiten in Nederland, behalve verkoop.
    In dit geval is er geen kans op blootstelling van werknemers binnen het bedrijf dat het nanomateriaal of -product importeert. Het bedrijf heeft geen RI&E verplichting met betrekking tot nanomaterialen, wel een verplichting tot het correct doorgeven van informatie aan de eindgebruiker via het veiligheidsinformatieblad (VIB).
  2. Import van nanomateriaal of -product, opnieuw verpakken door werknemers van het bedrijf, gevolgd door verkoop.
    In dit geval is er wel kans op blootstelling van werknemers binnen het bedrijf dat het nanomateriaal of -product importeert. Het bedrijf heeft een RI&E verplichting met een verplichting tot het correct doorgeven van informatie aan de eindgebruiker via het VIB.
  3. Import van nanomateriaal of -product, samenstelling product wordt door werknemers van bedrijf gewijzigd door toevoegingen, gevolgd door opnieuw verpakken en verkoop.
    In dit geval is er wel kans op blootstelling van werknemers binnen het bedrijf dat het nanomateriaal of -product importeert. Het bedrijf heeft een RI&E verplichting met een verplichting tot het correct doorgeven van informatie aan de eindgebruiker via het VIB. Omdat het product is aangepast is het bedrijf ook verplicht het VIB aan te  passen.
  4. Import van nanomateriaal of -product, nanomateriaal of  -product wordt door werknemers van bedrijf verwerkt in ander product, gevolgd door verkoop.
    In dit geval is er wel kans op blootstelling van werknemers binnen het bedrijf dat het nanomateriaal of –product importeert. Het bedrijf heeft een RI&E verplichting met een verplichting tot het correct doorgeven van informatie aan de eindgebruiker via het VIB. Omdat het product is aangepast is het bedrijf ook verplicht het VIB aan te passen.

In het Veiligheidsinformatieblad (VIB), ook wel Material Safety DataSheet (MSDS) of Safety DataSheet (SDS) genoemd, kan vermeld staan of de betreffende stof of mengsel nanomaterialen bevat. Informatie over nanomaterialen kan in diverse rubrieken het VIB worden vermeld. Vandaar dat wordt geadviseerd het hele VIB op de term “nano” te screenen. Zo kan men in rubriek 3 informatie vinden over “oppervlaktechemie” specifiek voor nanomaterialen. Daarnaast kan ook rubriek 9 (fysisch-chemische eigenschappen) informatie geven over de deeltjesgrootte. Deze kan dan worden vergeleken met de definitie van nanomaterialen. De definitie kunt u vinden onder de vraag ‘Wat is nanotechnologie/materialen?’. Tot slot, kunt u onder rubriek 9 informatie vinden over de redoxpotentiaal, vermogen tot radicaalvorming en fotokatalytische eigenschappen van nanomaterialen.
Naast het VIB kan ook het ProductInformatieBlad (PIB), ook wel technische productbeschrijving (TDS, technical data sheet) genoemd, informatie bevatten over de aanwezigheid van nanomaterialen. Indien de term nano in een productomschrijving voor komt, wil dat overigens niet altijd zeggen dat er in dat product ook nanomaterialen zijn verwerkt. Het kan ook zijn dat het product met behulp van nanotechnologie is vervaardigd, zonder dat er nanomaterialen in het product terecht zijn gekomen.

Ontbreekt op het Veiligheidsinformatieblad (VIB) en/of het Productinformatieblad (PIB) een aanduiding op aanwezigheid van nanomaterialen, maar bestaat wel het vermoeden dat het product deze bevat, neem dan contact op met de leverancier. Indien uw leverancier bevestigt dat er nanomaterialen in zijn product zitten, dient u het product als zodanig verder te behandelen.

Indien uw leverancier deze informatie niet wil of kan geven, kunnen bepaalde eigenschappen van een product en/of materiaal wijzen op de mogelijkheid dat er in een product nanomaterialen zijn verwerkt. Onder de vraag ‘Waarom worden nanomaterialen in producten verwerkt?’, kunt u een overzicht van de meest bekende functionaliteiten van nanodeeltjes vinden. Indien het product een functionaliteit heeft die is beschreven in het overzicht, kunt u aannemen dat het product nanomaterialen bevat. Indien het product geen functionaliteiten heeft die geassocieerd worden met nanomaterialen, zou u kunnen aannemen dat het product geen nanomaterialen bevat. U kunt om zekerheid te verkrijgen het product ook laten testen op de aanwezigheid van nanomaterialen. Neem contact op met Nanocentre voor meer informatie.

Indien het product waarmee u werkt (waarschijnlijk) nanomaterialen bevat, dient u te bepalen wat er bekend is over de blootstelling en toxiciteit van deze nanomaterialen. Hoe u dat kunt doen staat beschreven onder de vragen ‘Wat is bekend over blootstelling?’ en ‘Wat is bekend over de toxiciteit?’. Indien het product waarmee u werkt (waarschijnlijk) geen nanomaterialen bevat, dient u het product op de reguliere wijze te behandelen.

Bij afmetingen in de nanorange krijgen chemische stoffen soms andere, nieuwe eigenschappen en bieden zij nieuwe toepassingsmogelijkheden. Zo kunnen nanomaterialen bijzondere mechanische, optische, elektrische en magnetische eigenschappen hebben, die dezelfde stoffen bij grotere afmetingen niet hebben.

Nanomaterialen worden veelal toegepast om de functionaliteit van een product te veranderen of te verbeteren. In het volgende lijstje staan een aantal functionaliteiten van nanomaterialen vermeld die tot verbetering van het product kunnen leiden. Deze lijst is een opsomming van de meest bekende functionaliteiten van nanomaterialen. Omdat de nanotechnologie zich heel snel ontwikkelt is deze lijst mogelijk niet compleet en zullen er (in de toekomst) meer functionaliteiten aan toegevoegd kunnen worden. Waar mogelijk is het relevante nanodeeltje genoemd alsmede voorbeelden van producten die door middel van de toepassing van nanomaterialen veranderd kunnen worden. Ook deze lijst zal niet volledig zijn.

  • Zelfreinigend oppervlak (fotokatalytisch) verhoogde weerstand tegen verval: TiO2 (Toepassing: oppervlakte laag in cement en beton)
  • Hoge sterkte beton, verhoogde corrosie bestendigheid: SiO2 (Toepassing: additief of vulstof in beton)
  • Verbeterde isolerende eigenschappen tegen warmte/kou/brand: Nanoporeus materiaal op basis van SiO2 of koolstof (Toepassing: aerogel in isolatiemateriaal)
  • Verbeterde hechting, verbeterde dekking en aanbrenging van een dunnere verf-/laklaag: Dispersies (Toepassing: toegevoegd aan verven en lakken )
  • Transparante kleur: Nano-ingredienten, TiO2 (Toepassing: toegevoegd aan verven en lakken, tandpasta)
  • Fotokatalytische, zelfreinigende of waterafstotende eigenschappen: TiO2, ZnO, SiO2 (Toepassing: additief in verven en lakken Oppervlakte coating op glas, autoruiten, textiel)
  • Antibacteriële eigenschappen: TiO2, ZnO, Ag (Toepassing: additief in verven en lakken, schoonmaakmiddelen, Oppervlakte coating van pleisters/ wondverband Verwerkt in of oppervlakte coating van textiel (sokken, onderbroeken) Verwerkt in deodorant Oppervlakte coating van huishoudelijke apparatuur zoals koelkasten, wasmachines, computermuizen)
  • Krasvast, krasbestendig: SiO2, aluminiumoxide, nanopolymeren (Toepassing:
  • additief in verven en lakken, oppervlakte coating op ooglenzen)
  • Easy-to-clean oppervlakken: CF polymeren (Toepassing: additief in verven en lakken, oppervlakte coating op ooglenzen)
  • Corrosiebestendig: epoxy (Toepassing: oppervlakte coating voor hout staal en andere constructie materialen)
  • Brandvertrager: TiO2, SiO2, nano-klei (Toepassing: additief in verven en lakken)
  • Bescherming tegen UV licht: TiO2, ZnO, CeO2 (Toepassing: UV-filter in zonnebrandmiddel, dag en nachtcrèmes, shampoo en haarlak Additief in verven en lakken Additief in schoensmeer)
  • Bescherming tegen ontkleuring van hout door tannine: Nano-klei (Toepassing: additief in verven en lakken)
  • Isolerend glas door warmte reflectie: Wolfraamoxide (Toepassing: oppervlakte coating op glas)
  • Niet-spiegelend glas: Nanoporeus oppervlak, SiO2 (Toepassing: oppervlakte bewerking/ coating op glas)
  • Brand- en hittebeschermend glas: Metaaloxides, SiO2 (Toepassing: oppervlakte coating op glas, silica gel tussen twee glaspanelen)
  • Easy-to-clean eigenschappen: Ag, SiO2, CF polymeren (Toepassing: oppervlakte coating op glas, autoruiten)
  • Vermindering van luchtvervuiling door aanbrengen van een fotokatalytische laag op asfalt, bestrating materiaal, geluidschermen en tunnelwanden: TiO2 (Toepassing: oppervlakte coating)
  • Betere geleiding: CNT, lithium (Toepassing: in transparante electrodes van electronica en computers, batterijen)
  • Sterkere en lichtere materialen, minder slijtage: CNT, nanocomposieten (Toepassing: verwerkt in fietsframes, tennisrackets, hockeysticks, autobanden)
  • Waterzuivering, luchtzuivering: Aluminium, Ag, TiO2 (Toepassing: gebonden aan of verwerkt in lucht/ waterfilters, vacuüm cleaners)
  • Verbeterde houdbaarheid voedingsmiddelen, barrière eigenschappen, gasdichtheid: Nano klei (Toepassing: toegevoegd aan verpakkingsmaterialen zoals voorraaddozen, PET flessen)
  • Verbeterd verbrandingsproces, katalyse: CeO, palladium, platinum (Toepassing: additief in diesel en benzine, toegevoegd als katalysator)
  • Chips en sensoren: CNT, quantum dots, SiO2 (Toepassing: als onderdeel van de chip, als barrièrelaag over de chip)
  • Nauwkeurigheid analyse/ -meetapparatuur: onbekend (Toepassing: Lab on a chip, diagnostiek)
  • Optische eigenschappen: Quantum dots (Toepassing: LED verlichting, solar)

Ja, maar het testen van producten op aanwezigheid van nanomaterialen is niet eenvoudig en het antwoord is niet altijd eenduidig.

Het wordt aangeraden analyses vooral te richten op onoplosbare nanomaterialen, omdat met name voor deze nanomaterialen gezondheidsrisico’s kunnen optreden. Onoplosbare nanomaterialen bestaan meestal uit metalen, metaaloxides, en verschillende vormen van koolstof (carbon). Als er een vermoeden is over het type nanomateriaal kan worden gekeken of en in welke concentraties dat materiaal (element) aanwezig is. Bijvoorbeeld, als wordt vermoed dat nanozilver in een product zit, kan met standaardtechnieken, zoals een monsteropwerking gevolgd door totaal-elementanalyse, worden gekeken of er zilver aanwezig is in het product. Voor deze totaal-elementanalyse zijn een aantal verschillende analysetechnieken beschikbaar zoals ICP-MS (Inductively Coupled Plasma Mass Spectometry: een analysetechniek voor multi-element analyse) en AAS (Atomic Absorption Spectrometer: Een methode om de concentratie van atomen of elementen te meten door de absorptie van licht te meten). Als blijkt dat zilver niet aanwezig is, kan er geen sprake van een gezondheidsrisico zijn als gevolg van nanozilver. Indien uit de analyse blijkt dat de stof wel aanwezig is, is verder onderzoek naar de vorm van de stof relevant.

Voor analyse van nanomaterialen in/op vaste materialen zijn andere technieken nodig dan voor nanomaterialen in vloeistoffen of in lucht.

Vaste materialen

Vaste producten en crèmes kunnen bijvoorbeeld met elektronenmicroscopie (SEM (Scanning Electron Microscopy. Een analysetechniek waarmee de oppervlakte van weefsels, macromoleculaire aggregaten of materialen in beeld kunnen worden gebracht. Met deze techniek worden structuren van 1 nm zichtbaar gemaakt met behulp van een bundel elektronen.) of TEM (Transmissie-ElektronenMicroscopie: Een analysetechniek waarmee de binnenkant en contouren van objecten (weefsels, cellen, virussen) zichtbaar gemaakt kunnen worden. Met deze techniek worden structuren van 1 nm zichtbaar gemaakt met behulp van een bundel elektronen.)) worden bekeken, waarbij tevens met EDX (Transmissie-ElektronenMicroscopie: Een analysetechniek waarmee de binnenkant en contouren van objecten (weefsels, cellen, virussen) zichtbaar gemaakt kunnen worden. Met deze techniek worden structuren van 1 nm zichtbaar gemaakt met behulp van een bundel elektronen.) de samenstelling van de nanomaterialen moet worden onderzocht (is een bepaald deeltje inderdaad zilver). Voor erg vloeibare producten zijn deze technieken minder geschikt, maar nog wel mogelijk. Bij toepassing van elektronenmicroscopie wordt aanbevolen om na te gaan of de analyserende partij ervaring heeft met opwerken van producten tot een monster dat geanalyseerd kan worden. Daarnaast kunnen met elektronenmicroscopie eigenschappen van de nanomaterialen worden ‘gezien’ die relevant zijn voor het inschatten van gezondheidsrisico’s. Zulke eigenschappen zijn deeltjesgrootte en de spreiding hierin, de aanwezigheid van een coating en de vorm van de nanomaterialen. Met totaal-elementanalyse kan de concentratie van het element worden bepaald.

Vloeibare materialen

Nanomaterialen in suspensies kunnen worden onderzocht met HDC (HydroDynamic Chromatography) of FFF (Field Flow Fractionation) in combinatie met een detectietechniek zoals UV spectrometrie en Inductively Coupled Plasma Mass Spectrometry (ICPMS), of direct met SP-ICPMS (Single Particle ICPMS). Dit zijn nog geen standaardtechnieken voor nanomaterialen in producten, de nanomaterialen moeten eerst uit de producten geïsoleerd worden en in een suspensie worden gebracht voordat ze met bovenstaande technieken gemeten kunnen worden. Behalve anorganische nanodeeltjes zoals metalen en metaaloxides kunnen met deze technieken ook organische nanodeeltjes zoals “nano delivery systems” gemeten worden.

Lucht

Voor metingen in lucht wordt verwezen naar werkplekmetingen, die beschreven staan onder de vraag ‘Welke meet- en analysetechnieken zijn beschikbaar om blootstelling op de werkplek te bepalen?’.

De verwachting is dat analysetechnieken voor nanomaterialen in de komende jaren aanzienlijk zullen verbeteren. Neem contact op met Nanocentre voor meer informatie over waar u dit soort testen kunt laten uitvoeren.

Toelichting: wat is een veiligheidsinformatieblad (VIB)

Een verzameling van informatie over een gevaarlijke stof of mengsel van stoffen in 16 vaste rubrieken. Een veiligheidsinformatieblad wordt vaak aangeduid met de uit het Engels afkomstige term SDS (Safety Data Sheet, soms voorafgegaan door de M van Material).